Reeks: Herbeleef de glorie


Lucien Buysse

Lucien Buysse wint de langste Tour de France ooit

In 2020 telde de Ronde van Frankrijk 3.470 kilometer. Daarmee is deze Tour een stuk korter dan die van 1926. Toen kregen de renners 5.745 kilometer voor de wielen, of gemiddeld 338 kilometer per etappe. De Belg Lucien Buysse won die langste Ronde van Frankrijk uit de geschiedenis.


De Ronde van Frankrijk in die tijd is niet te vergelijken met de Tour in de 21ste eeuw. De ritten zijn dubbel zo lang. De renners vertrekken in het holst van de nacht en rijden de eerste uren bij het schijnsel van de lichten van de volgwagens. Van een versnellingsapparaat is nog geen sprake. Wel kunnen de renners hun wiel keren om een berg met een lichter verzet te beklimmen. Sommige bergritten gaan over niet veel meer dan een modderig bergpad. Voor bijna alles zijn de renners op zichzelf aangewezen, ook voor herstellingen aan hun fiets onderweg.

 

Lucien Buysse

De weg over de Aubisque lijkt haast een cyclocrossparcours (foto: collectie KOERS. Museum van de Wielersport)

De man zonder dorst

Hoewel hij als 33-jarige niet aan de jonge kant is, start Lucien Buysse in Evian samen met ploegmaat Ottavio Bottecchia als grote favoriet. Ook broer Jules Buysse zit in Luciens ploeg. Wielrennen is een familiezaak bij de Buysses – die officieel Buyze heten. Geïnspireerd door zijn oudere broer Marcel probeert Lucien het ook als wielrenner. Met koersen valt beter te leven dan als vlasboer, een leven dat de broers kennen van thuis in Wontergem (Deinze). Zo komt het dat Lucien in 1923 voor het eerst aan de start van de Ronde van Frankrijk staat, in dienst van de nukkige Fransman Henri Pélissier. Het wordt het een geslaagd debuut: zijn kopman wint de Tour en Lucien pakt een rit mee. In die etappe door de bloedhete Crau-vlakte krijgt Lucien zijn bijnaam l’homme sans soif, de man zonder dorst.

Ook in 1924 en 1925 start Lucien als helper van Pélissier. Tweemaal geeft de Fransman op en gaat de eindzege naar die andere ploegmaat, de Italiaan Bottecchia. In 1925 blijkt die minder overheersend dan het jaar voordien. De sterk rijdende Buysse wordt gevraagd om Bottecchia bij te staan. Lucien stemt toe, op voorwaarde daar aardig voor vergoed te worden. In Parijs zijn er niets dan lachende gezichten bij Automoto: Bottecchia wint de Tour, Buysse wordt tweede, met twee ritten op zijn naam. Na de gulzige demonstratie van zijn krachten, mag Lucien in 1926 zelf voor de eindwinst gaan.

(vervolg tekst onder foto)

Lucien Buysse weet dat hij als wielrenner een beter leven kan leiden dan als vlasboer (foto: collectie KOERS. Museum van de Wielersport)

Regen, koude en modder

Nochtans krijgt Lucien begin 1926 een zware opdoffer te verwerken wanneer zijn elfjarige dochter Adrienne overlijdt. De concurrentie voor Buysse en Bottecchia wordt vooral verwacht van de Alcyon-ploeg met Adelin Benoît uit Châtelet en de Luxemburger Nicolas Frantz. De winnaar van de eerste rit heet Buysse, maar zijn voornaam is niet Lucien. Jongere broer Jules verovert na een solo van zowat 125 kilometer de eerste gele trui. Alle favorieten eindigen op grote afstand, tot afschuw van Tourorganisator Henri Desgrange.

Na die eerste rit rijden de renners in tegenwijzerzin Frankrijk rond. Oostendenaar Staf Van Slembrouck neemt na twee ritten de gele trui over en behoudt die tot aan de voet van de Pyreneeën. Daar, na negen lange ritten, zullen de grote favorieten zich in het debat mengen. Bij de start van de etappe Bayonne-Luchon staat Lucien Buysse bijna 23 minuten in het krijt bij Van Slembrouck. De rit van 326 kilometer leidt over de Aubisque, de Tourmalet, de Aspin en de Peyresourde. Lucien is optimistisch, maar gespannen: vandaag zal hij alleen aankomen, voorspelt hij.

In de lichtstralen van de volgauto’s beginnen de renners aan de zwaarste rit van de Tour. De overvloedige regen maakt de opdracht er niet eenvoudiger op. En dan zijn er nog de koude, de natte kleren en schoenen en de glibberige staat van de wegen en bergpaden. Op de flanken van de Aubisque ranselt Lucien het peloton uit elkaar, eerst samen met ploegmaat Omer Huyse, daarna alleen. Het klimmen wordt bemoeilijkt door de diepe sporen van auto’s in de modderige weg.

In de afdaling van de Aubisque neemt Berten Dejonghe de nodige risico’s in de achtervolging en komt tot bij Lucien. Tweevoudig Tourwinnaar Bottecchia heeft de wedstrijd dan al ontredderd verlaten. Bij het beklimmen van de Tourmalet wordt het duo bijgehaald door een andere Belg, Odile Taillieu. De Stadenaar rijdt op de beslijkte beklimming zelfs weg van zijn ploegmaat Dejonghe en later ook van Buysse. Lucien legt een deel van de beklimming te voet af, zo moeilijk is het om op het slijkparcours op de fiets te blijven. Taillieu lijkt op weg naar een verrassing, maar maagkrampen en een herboren Buysse ontdoen hem van zijn koppositie.

Lucien Buysse

In de Tour van 1926 is Lucien Buysse ijzersterk (foto: collectie KOERS. Museum van de Wielersport)

Bovenmenselijk zwaar

In de afdaling van de Tourmalet gaat Lucien over de rand van de weg, maar een klein plateau beperkt de schade. Alleen vervolgt hij zijn weg naar Luchon, alleen temt hij de mistige Col d’Aspin. Bij de bevoorrading giet hij hete koffie in zijn mond en over zijn verkleumde vingers. Een scheut cognac kan er ook wel bij. Op de top van de laatste berg van de dag heeft Buysse maar liefst 22 minuten voorsprong op de eerste achtervolger, de Italiaan Bartolomeo Aimo.

Na 17 uur, 12 minuten en 4 seconden bereikt Lucien Buysse de finish in Bagnères-de-Luchon. Het klassement is een slagveld. Buysse heeft een voorsprong van zo’n 40 minuten op de tweede, Odile Taillieu. Renners komen tot vijf uur na ritwinnaar Buysse afgepeigerd over de meet. Later doen verhalen de ronde over renners die onderweg beschutting zoeken in berghutten. Naast lof voor de krachttoer van Lucien Buysse klinkt her en der ook kritiek op de Tourorganisatie. Deze rit – die winnaar Buysse aflegt met een gemiddelde snelheid van 19 kilometer per uur – toont volgens critici aan dat de Tour bovenmenselijk zwaar is.

(vervolg tekst onder foto)

Lucien Buysse wint de langste Tour ooit, een record dat naar alle waarschijnlijkheid nooit zal worden verbeterd (foto: collectie KOERS. Museum van de Wielersport)

Niet te stoppen

In het geel staat Lucien twee dagen later aan de start van de volgende rit. Na bijna elke rit is er een rustdag, de renners doen in die tijd gemiddeld veertien uur over een rit. Onderweg naar Perpignan rust de leider niet op zijn lauweren. Integendeel, alweer begint hij aan een solo over opeenvolgende Pyreneeëncols en alweer bolt hij als ritwinnaar over de streep. Niemand lijkt hem zijn Tourzege nog te kunnen ontnemen. Groot is Luciens vreugde en ontroering als zijn broer Jules als tweede aankomt. Dat doet hij in de stad waar hun oudere broer Marcel dertien jaar eerder ook een Tourrit op zijn naam schreef.

In de ritten die volgen wordt Lucien nooit echt bedreigd, daarvoor is zijn voorsprong te groot en is hij te sterk. Alpencols, slecht weer, een kapotte rem tijdens een afdaling: niets kan hem stoppen. Voor de Touraankomst is de Parijse wielerbaan helemaal volgelopen. In het eindklassement heeft Lucien 1 uur, 22 minuten en 25 seconden voorsprong op de Luxemburger Frantz.

Voor Lucien is de Tour ook een financieel schot in de roos. Journalist Koos Schwartz schat zijn inkomsten op 85.000 francs, zodat acht- tot tienmaal het jaarloon van een arbeider. Niet dat Lucien dat geld enkel voor zichzelf houdt. Ook ploegmaats, mecaniciens en verzorgers delen in de vreugde.

In zijn café Aubisque vertelt Lucien later graag over zijn avonturen in de Tour van 1926 (foto: collectie KOERS. Museum van de Wielersport)

Enige touroverwinning

De Tour van 1926 zal de enige zijn die Lucien Buysse wint. Hoewel hij in 1926 aankondigt dat hij terugkeert om zijn tweede Tour te winnen, staat hij in 1927 niet aan de start. Zijn Automoto-ploeg neemt immers niet deel. Ook in 1928 doet Buysse niet mee, hij herstelt dan van een schedelbreuk. In 1929 geeft hij op en ook in 1930 stapt hij uit de Tour na het overlijden van zijn petekind. Daarmee eindigt de Tourgeschiedenis van Lucien Buysse. Het jaar daarop hangt hij zijn koersfiets definitief aan de haak.

Zo eindigt een wielercarrière die misschien niet bol staat van de overwinningen, maar die wel een memorabele zege bevat: de eindwinst in de langste Ronde van Frankrijk uit de geschiedenis. Het is een titel die Lucien Buysse zo goed als zeker nooit kan worden ontnomen.

Bronnen:
De langste Tour. Hoe Lucien Buysse de Ronde van 1926 won. Koos Schwartz, De Muur (nummer 55: januari 2017)
De Ronde van Frankrijk is 50 jaar oud (1903-1953). Frans De Clerck en Marcel Grosjean, in: Sportkampioenen en vedetten (nummer 5: juli 1953)
De rots Lucien Buysse. John De Vlieger, De Eecloonaar (2005)
Gouden Lucien Buysse. Het epos van de ‘kleene’ flandrien. Jan Cornand, Drukkerij Het Volk (1976)

Dit verhaal verscheen voor het eerst in OKRA magazine. In de reeks ‘Herbeleef de glorie’ blik ik terug op de ietwat vergeten hoogtepunten van de Belgische sportgeschiedenis. Ontdek de verhalen van andere Belgische sportfiguren.