Jan Olieslagers verlegde grenzen op de grond en in de lucht
Het Antwerpse Schipperskwartier, in de schaduw van het Vleeshuis, is de plek waar Jan Olieslagers in 1883 werd geboren. Zijn latere bijnaam Jan zonder vrees deed hij op straat alle eer aan: bij vechtpartijen ging hij kerels te lijf die een stuk groter en sterker waren. Tijdens ontdekkingstochten haalde hij halsbrekende toeren uit. De dood van zijn vader zorgde ervoor dat Jan al op elfjarige leeftijd ging werken. Nadat hij bij een schrijnwerker en een scheepshersteller had gewerkt, kwam hij terecht bij een fietsenmaker. Daar leerde hij fietsen en ontstond de droom om zelf wielrenner te worden. In de koersen waaraan hij deelnam, blonk hij vooral uit in behendigheid.
De Antwerpse duivel
Al snel ontdekte Jan de gemotoriseerde variant van de fiets. Hij werkte intussen voor het befaamde merk Minerva en onderscheidde zich daar als een erg bekwame mecanicien. Zo monteerde hij motoren op fietsen die hij ook zelf uittestte. In 1901 won hij het eerste Belgisch kampioenschap voor motorrenners. Dat deed hij op de intussen verdwenen velodroom van de Antwerpse wijk Zurenborg.
De publieke belangstelling voor het motorrennen nam toe. Het zette de fabrikanten aan om te investeren in de ontwikkeling van betere en snellere machines. In die tijd kreeg Jan de bijnaam Antwerpse duivel. Tijdens wedstrijden liep hij geregeld blessures op, maar die hielden hem niet tegen. Durf en risicobereidheid komen steevast terug in beschrijvingen van Jan Olieslagers. Sportjournalist Jos Van Landeghem schreef later: “Jan was iemand. Hij was een durver, een waaghals, een voorvechter, een held. Zelfs meer dan dat. Hij was een groot, weergaloos man.”
(vervolg tekst onder foto)
Naar Parijs
Minerva ging de internationale toer op en Jan Olieslagers trok voor het fietsen- en motorenmerk naar Parijs. Terzijde: niet veel later begon Minerva ook met de productie van auto’s. In 1904 won Jan de meerdaagse motorwedstrijd Parijs-Bordeaux-Parijs. Hij eindigde in de eerste etappe als 36ste na verschillende bandbreuken. Maar vanaf de tweede rit greep hij de macht. Hij keerde als eerste in Bordeaux en bereikte Parijs met een voorsprong van 28 minuten op de tweede. De totale afstand van 1.200 kilometer – verdeeld over acht etappes – legde hij af in 28 uur. Aan de wedstrijd hield hij trouwens ook een bekeuring over voor rijden zonder rijbewijs.
De daaropvolgende jaren reed Jan als motorrenner in verschillende landen. Hij deed dat ook als gangmaker in het zogenaamde stayeren, onder meer met de legendarische en vroeg gestorven wielrenner Karel Verbist. Bij het stayeren rijdt een wielrenner over de piste in het zog van een motor. Zo worden hogere snelheden gehaald. Van snelheid was uiteraard ook sprake als Jan op z’n motor zat zonder wielrenner in zijn slipstream. Als motorrenner schreef hij wereldrecords op zijn naam. Zo reed hij als eerste mens aan 100 kilometer per uur op een motor.
Dromen van de lucht
Talent, doorzettingsvermogen en durf zorgden ervoor dat Jan Olieslagers een mooie carrière kon uitbouwen als beroepssporter. Beroepssport was voor de gemiddelde burger in die tijd zo goed als de enige manier om aan sport te doen. Enkel wie kapitaalkrachtig genoeg was, had vrijetijd om in te sporten.
Jan waagde het zijn verzamelde centen in een nieuw avontuur te investeren. In het eerste decennium van de twintigste eeuw kwam de luchtvaart op en toen de Fransman Louis Blériot als eerste over het Kanaal vloog, was Jan definitief verkocht. Vliegen door de lucht, dat moest hij ook doen! We laten daarover weer Jos Van Landeghem aan het woord: “Hij was een heldhaftige, keiharde doorzetter, wiens moed groeide door te durven. Hij was een vernieuwer. Op al wat nieuw was, werd hij verliefd.” Het was van Blériot dat Jan zijn eerste vliegtuig kocht. Op het vliegveld van het Parijse Issy-les-Moulineaux leerde hij de mechaniek van het toestel kennen en deed hij de nodige oefeningen. Hier maakte hij ook zijn eerste twee crashes mee. Na deze kennismaking nam hij de trein naar Antwerpen, met zijn vliegtuig. Het tuig woog amper 210 kilogram. Niet moeilijk dat de vliegtuigen uit die tijd zeer veel invloed ondervonden van de wind.
Moed, geduld en geld
De eerste Antwerpse Vliegweek in 1909 zou Jans debuut worden voor het publiek. Dat keek reikhalzend uit naar de nieuwe stunts van Jan zonder Vrees. Ook in de lucht leek hij geen angst te kennen. Toen een regenbui het vliegen dreigde onmogelijk te maken, vroegen de organisatoren Jan of hij het er toch op wilde wagen. Ze vreesden immers de entreegelden te moeten terugbetalen. In ruil zou hij de Prijs der Debutanten krijgen. De wind maakte het nemen van een bocht echter onmogelijk. Jan zette de landing overhaast in en de vlucht eindigde met een crash. Dat temperde zijn geestdrift niet. Twee dagen later ging hij alweer de lucht in met zijn inmiddels herstelde vliegtuig. Nadien vroeg prins Albert wat van iemand een goede piloot maakt. Jan zou hebben geantwoord: “Monsigneur, drie dingen: veel moed, veel geduld… en veel geld.” Met Albert – die enkele weken later koning werd – zou Jan een bijzondere band opbouwen. Op de begrafenis van de vorst in 1934 liep hij in tranen achter de kist.
(vervolg tekst onder foto)
Populaire luchtacrobaat
De Antwerpse vliegweek wordt gezien als de doorbraak van de Belgische vliegsport. Voor Jan Olieslagers was het de start van een succesvolle carrière als luchtacrobaat die hem naar vliegmeetings in alle windstreken bracht. Hij was bijzonder populair, ook buiten de landsgrenzen. Net als op zijn motor schreef hij ook in de lucht records op zijn naam. Zo verbeterde hij in 1910 het hoogterecord tot 1.524 meter. Zijn stunts kregen tot de verbeelding sprekende omschrijvingen als ‘met het hoofd naar beneden vliegen’ en ‘als een dood blad dalen en landen’. Dat het vliegen niet zonder risico was, blijkt uit het feit dat de vroege ontdekking van het luchtruim geregeld een dodelijk slachtoffer eiste.
Met de Eerste Wereldoorlog in aantocht kreeg het vliegen ook een militaire betekenis. Jan meldde zich als vrijwilliger. Hij deed aanvankelijk verkenningsvluchten, maar voerde gaandeweg ook luchtgevechten uit waarbij hij veel vliegtuigen neerhaalde. Zelf werd hij ook belaagd. Zo werd zijn eigen vliegtuig door een Duits kanon geraakt, nota bene de dag voor Wapenstilstand. Jan verloor het bewustzijn, maar ook deze crash overleefde hij. Jan Olieslagers kreeg de titel van luitenant en werd eervol onderscheiden.
Nadat de waanzin van de oorlog voorbij was, doofde Jans carrière als luchtacrobaat uit. Hij zette zich nog wel in voor het vliegwezen, onder meer in verenigingen en als grote promotor van de luchthaven van Deurne. In 1942 overleed Jan Olieslagers na een ziekte, vermoedelijk kanker. Hij was nog geen zestig jaar oud. Ondanks het Duits verbod werd de Belgische vlag over zijn kist gelegd en speelde men de Brabançonne. Zo werd afscheid genomen van een van de markantste Belgische sportfiguren uit die periode.
Bronnen:
Sport in ’t stad, Marijke den Hollander (2006)
75 jaar sport, Jos Van Landeghem (1972)
Leven en werken van Jan Olieslagers, de Antwerpse duivel. Uitgebreide heruitgave, Constant De Kinder en Kamiel Mertens (bewerker) (2019)
Dit verhaal verscheen voor het eerst in OKRA magazine. In de reeks ‘Herbeleef de glorie’ blik ik terug op de ietwat vergeten hoogtepunten van de Belgische sportgeschiedenis. Ontdek de verhalen van andere Belgische sportfiguren.